10. Op de helft

Het is zondagavond inmiddels. Ik heb een heel fijn weekend gehad. Mijn broer en zijn vrouw konden dankzij een creatieve oplossing toch al op bezoek komen en zo was de hele familie voor een dag en een lange avond/nacht samen. Laat ons zeggen dat ik de indruk heb dat mijn familie niet de meest conformistische is. Hij heeft mij uiteindelijk zover gekregen om ’s avonds een ritje in de auto te maken naar 1 van de stranden in Busan, we zijn ook even uitgestapt en hebben 5 minuutjes gewandeld. Na anderhalve week deed dit ontzettend veel deugd, moet ik eerlijk zeggen.
In de categorie (luchtige) weetjes:

  • ondanks de zeer lage coronacijfers is het me vooralsnog een raadsel hoe dat hier wordt klaar gespeeld. Buiten worden er wel mondmaskers gedragen, maar binnen of in de auto niet, afstand wordt niet gehouden en er wordt gewoon in het rond gehoest.
  • mijn moeder bekijkt zo een 58 keer per dag de aandelenkoers. Ofwel is ze rijk ofwel heeft ze een hele rare hobby.
  • studeren en naar een goede universiteit gaan, zijn absoluut prioritair in de Koreaanse samenleving. Kinderen volgen vanaf zeer jonge leeftijd uren bijles voor en na school om uit te kunnen blinken. Alle eer van ouders en leerkrachten wordt gehaald uit de studieresultaten van hun kinderen. Dit zorgt voor zeer veel druk en een heel prestatiegerichte maatschappij (hoe zou ik dàt in godsnaam ooit overleefd hebben). Ik was zo verheugd te horen dat de kinderen van mijn oudste zus weliswaar Engelse les volgen maar dat zij en haar man het vooral belangrijk vinden dat de kinderen kunnen doen wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Hoe gangbaar dit voor ons ook klinkt, in Korea is deze redenering echt wel uitzonderlijk.
  • vol ongeloof waren mijn broer en zussen over het feit dat mensen die in België in loondienst werken, maar rond de 40 uur per week presteren. Dat er opties bestaan om nog minder te werken, vinden ze helemaal onvoorstelbaar. De eerste plannen om naar België te komen zijn dan al gemaakt…
  • ik mag van mijn moeder pas naar buiten, het dakterras op, als mijn haar droog is. Hoewel het hier 20 graden is, bindt ze mij dan een sjaal om en moet ik een jas aan, ik zou het maar eens koud moeten hebben… (hoewel ik in België zelden een jas draag als de temperatuur boven het vriespunt komt).
  • mijn broer en zussen noemen mijn moeder ‘boeddha’ omdat ze altijd zo rustig is.
  • onze enige avond/nacht met heel het gezin samen werd een stevig drink- en eetfestijn. Er werd gepraat, er werd veel en hard gelachen en er werden langs alle kanten steekjes onder water uitgedeeld. Wanneer iemand zijn glas leeg was, werd er onmiddellijk bijgeschonken (iets met cultuur…). Ik kan zelf redelijk wat verzetten, zowel qua eten als drinken, maar de rest van mijn familie speelt wat dit betreft buiten categorie. Alleen mijn moeder eindigde vrij snel, luid snurkend onder een stapel jassen. Het werd een avond met een gouden randje, of zoals mijn broer het verwoordde: it feels like a dream, I don’t want it to end.

Ik heb met mijn broer ontzettend hard gelachten. Net toen ik mij bedacht dat mild sarcasme en ironie een taalbarrière en vertaalapp blijkbaar doorstaan, zei hij: andere taal, zelfde humor.
We hebben ons verbaasd over bepaalde opvallende gelijkenissen in ons leven tijdens het opgroeien en we herkenden de innerlijke kracht in de ander die er mee voor gezorgd heeft dat we alle 4 het fijne leven konden opbouwen dat we nu leiden.
Als ik hoor wat mijn moeder allemaal heeft doorstaan en hoe ze zich daar met alle mogelijke waardigheid doorheen geslagen heeft, kan het niet anders of we danken onze veerkracht aan haar. Ik merk dat haar kinderen vaak en graag op bezoek komen, veel voor haar en elkaar over hebben. Het doet me vermoeden dat ze voor hen een fijne moeder moet zijn geweest. Zoals ik haar de afgelopen dagen heb leren kennen als goedlachse, gulle, warme, optimistische, zelfstandige, tikje rebelse en zorgende vrouw, durf ik haar nu al een voorbeeld te noemen.
Ik merk dat mijn vader zijn affectie iets spontaner en complexlozer kan tonen. Ergens heb ik het gevoel dat mijn moeder, ondanks de affectie die ze geeft, zich toch wat inhoudt. Als we elkaar knuffelen of bij elkaar zitten, blijft ze soms doodstil zitten terwijl ze ‘aigo, aigo’, wat zoiets als ‘oh my god’ betekent, murmelt. Mijn zussen vertelden me ook dat ze zich had voorgenomen om niet emotioneel te worden in mijn bijzijn.
Op dit ogenblik is het verdriet waar ik vorige keer over schreef wat naar de achtergrond verschoven. Ik voel me rustig en kan in het moment leven, het weekend met mijn broer heeft me bovendien wel een boost gegeven.

Woensdag moet ik getest worden op corona en als alles goed is, mag ik dan donderdag uit quarantaine. Ondertussen hunker ik wel naar wat buitenwereld.

9. Na een weekje

Voor het eerst voel ik schroom om te schrijven en te delen. Na het verschijnen van mijn opinie over adoptie in Knack en de reacties die ik hierna mocht ontvangen, besef ik des te meer dat de openheid die ik aan de dag leg, mij ook kwetsbaar maakt voor mensen die dit zouden willen gebruiken (tegen mij en wie mij lief is).
Ik zou in dat opzicht nog eens uitdrukkelijk willen vermelden dat nieuwsgierigheid van een geadopteerde naar zijn verleden geen afwijzing betekent van zijn heden, noch een teken is van ongelukkig zijn of van disfunctioneren. Het onderzoekt wat de geadopteerde eigenlijk al zou moeten weten over zijn persoonlijke geschiedenis en zijn familie.
Ik beschrijf mijn persoonlijke beleving onder andere ook omdat ik wil bijdragen aan het wegwerken van drempels om psychologische hulp te zoeken als dat nuttig zou zijn en om meer bewustzijn en kennis te creëren rond hechting en emotionele ontwikkeling, dit gaat niet alleen over geadopteerden maar over alle kinderen die in een onveilige situatie opgroeien.

Aangezien ik veelal op mezelf ben aangewezen, heb ik ook veel tijd om bezig te zijn met wat ik voel. De quarantaine zorgt ervoor dat ik nergens aan kan ontsnappen.
Over het algemeen lukt dit redelijk. Dankzij het werk van mezelf en mijn toenmalige therapeute tijdens het afgelopen jaar kan ik hier vandaag rust, voldoening en heling proberen te vinden in het gewoon aanwezig zijn, in het ontvangen van zorg, warmte en affectie.
Dit neemt niet weg dat ik hier elke dag ook moeilijke moment heb waarbij de ingehouden en verbeten tranen hun weg naar buiten vinden.
Ik huil om het verleden, om wat ik verloor door hier weg te gaan en door wat ik niet kreeg in mijn adoptiegezin. Ik huil om wat nooit zal zijn in mijn gezin van herkomst, ik voel dat wat we willen nooit (helemaal) zal kunnen.

Over het hier en nu kan ik zeggen dat ik de zorg en de warmte krijg waar ik naar verlangde en dat stemt me ontzettend dankbaar. Het is een onschatbaar cadeau om hun liefde te voelen en me als dochter verzorgd te weten. Ik had vandaag nog een verhelderend videogesprek met mijn huidige therapeute waaruit ik onder andere meeneem vooral in dit hier en nu zoveel mogelijk in mij op te nemen (hoe logisch dit ook mag lijken, geloof me als ik zeg dat verleden, heden en toekomst bij momenten oncontroleerbaar kolken). Ondanks de niet zo vanzelfsprekende situatie (samen in quarantaine) geeft het mij de unieke en speciale mogelijkheid om op een bepaalde manier deel uit te maken van het gezin en niet enkel op bezoek te komen. Het fysieke contact vervult ons nog steeds voldoende, praten is (nog) niet nodig geweest en het vragenlijstje dat ik op voorhand had opgesteld, heb ik nog niet bovengehaald. Momenteel is voor mij de nood aan antwoorden niet zo aanwezig, ze zien mij graag, meer heb ik niet nodig.
Ik geef jullie zeker ook graag wat luchtigere anekdotes mee:

  • Mijn vader (70 jaar) doet elke dag squat-, pomp- en andere oefeningen. Hij heeft mij zover gekregen dat ik dit met hem mee doe en toen hij mij streng aanmaande om in België naar een sportclub (inclusief coach) te gaan, heb ik maar braaf ja gezegd (wie mij kent, begrijpt de betekenis hiervan). Krijgt hij mijn motivatie om te bewegen uit ‘freeze’? In dezelfde lijn ligt mijn moeder haar verbod om nog langer cola te drinken omdat ik anders dezelfde buik zou krijgen als zij (eentje waar ik overigens voor zou tekenen als ik haar leeftijd had en 4 kinderen had gebaard).
  • Ik heb hier 3 paar slippers: voor in de badkamer, voor binnen en voor buiten.
  • Ik ontdekte hier een enorm dakterras, wat letterlijk en figuurlijk lucht en bewegingsruimte geeft. Ik mag alleen de trap niet op als er verder niemand thuis is, omdat de trap te gevaarlijk zou zijn…
  • Als er nog maar iemand denkt dat ik wijs of kijk naar mijn knie, voet, arm, schouder of rug is er gelijk minstens 1 paar handen dat begint te masseren (ik zou dat uiteraard nooit uitbuiten).

Het (rauwe)rouwproces om het verleden heeft nog tijd genoeg om zijn weg te vinden als ik terug in België ben.
Iemand zei me dat alles pas begint als je eenmaal herenigd bent. Hoewel ik dat niet helemaal vind kloppen, brengt een hereniging zeker nieuwe uitdagingen voor de toekomst met zich mee, voor mij zijn die momenteel: hoe leef ik in het nu, zonder teveel met het verleden bezig te zijn, hoe stel ik mijn innerlijke kind gerust en laat ik me vooral leiden door mijn volwassen stuk, hoe geef ik samen met mijn familie de toekomstige contacten vorm, hoe combineer ik mijn Belgische stuk met mijn Koreaanse stuk en hoe maak ik er 1 geheel van, hoe aanvaard ik dat dit misschien een levenslange zoektocht naar evenwicht blijft en hoe geef ik mijn adoptieouders een plaats die hen recht aandoet in dit geheel?

8. Aan het landen

Ondertussen is het hier zondagavond. Ik vind het moeilijk en niet zo eenduidig om te vatten hoe het gaat en hoe ik me voel, maar ik waag er een poging toe.

Ik kan om te beginnen misschien nog meegeven dat op de eerste dag van mijn quarantaine er een overheidsmedewerker langs kwam om te controleren of mijn kamer wel geschikt is voor zelfquarantaine (d.w.z. of het een aparte kamer is met liefst een eigen badkamer), hij gaf nog een voedsel- en quarantainepakket af (rijst, noedels, drinken, snacks,… maar ook een tandenborstel, thermometer, handgel, maskers en speciale vuilniszakken die na mijn quarantaine bij het gevaarlijk afval gedeponeerd moeten worden) en bezwoer me de drempel van mijn kamer nooit te overschrijden tijdens de komende 14 dagen. Mijn familie lijkt niet zo in te zitten met de quarantaineregels maar ik heb zelf geen zin om het aan de stok te krijgen met de Koreaanse politie en het risico te lopen dat ze me alsnog in een overheidsinstelling onderbrengen.

Ik word nog steeds als een baby (of toch op zijn minst een kindje) verzorgd. Er wordt bijna constant gecheckt of ik het niet te koud of te warm heb, of ik honger of dorst heb en of ik iets nodig heb of wil. Mijn moeder is niet tevreden over mijn eetlust, ik versta toch al zoveel dat ik hoor dat ze erover klaagt elke keer als ze met iemand belt of spreekt. Voor wat ongeveer de 1e keer in mijn leven moet zijn, is er dus iemand die vindt dat ik te weinig eet. Van mijn maag heb ik nog steeds last en van enig hongergevoel is er dan ook nog geen sprake. Iemand zei me dat een traumapsycholoog dit ooit voor haar duidde als een teveel aan overweldigende ervaringen en emoties die letterlijk niet ‘verteerd’ kunnen worden. Ik hoor van meerdere geadopteerden gelijkaardige verhalen, sommige mensen ondervonden zoveel last dat ze met uitdrogingsverschijnselen in het ziekenhuis moesten worden opgenomen. The body keeps the score…
Hoewel ik me enerzijds wel in die zorg kan en wil wentelen, is het risico op verstikking nog niet geweken. Omdat het weekend is, zijn mijn zussen een aantal keer op bezoek geweest en zij hebben wel wat kunnen bufferen en kaderen.
Ik denk een warme en echte band te voelen tussen alle gezinsleden, behalve tussen mijn ouders onderling. Ze gedogen elkaar en lijken een manier van samenleven te hebben gevonden, maar ik voel veel verwijten, vooral van mijn moeder naar mijn vader. Mijn komst werkt hiervoor zeker niet verzachtend momenteel.
Zowel mijn moeder als mijn vader spreken regelmatig hun spijt en schuldgevoel uit. Mijn moeder vertelt me keer op keer hoe dankbaar ze is dat ik haar heb gevonden en dat ik ben teruggekomen. Ze wijkt amper van mijn zijde en op mijn vraag wat ze wilde/ging doen vandaag, antwoordde de vertaalapp: I just like to be with you.
Hoewel ze er verder (nog) niet veel over wil zeggen, heeft ze opnieuw verteld dat ze mij terug wilde halen enkele maanden nadat ze mij had afgestaan, maar dat er tegen haar werd verteld dat ik al weg was. Mijn oudste zus heeft me verzekerd dat zij zeker nog willen praten met mij over wat er toen allemaal gebeurd is, voor zover dat mijn moeder zich dat nog kan en wil herinneren. Ze vinden dat ik het recht heb om zoveel mogelijk te weten en ze zeggen alles te zullen doen om mijn vragen te beantwoorden. Het is extreem frustrerend en ook heel vermoeiend om alle gesprekken met een vertaalapp te moeten voeren, maar we maken er het beste van.

Mijn vader toont zijn affectie door mij keer op keer fijn te knijpen, mijn hand vast te houden en die in geen uren los te laten, hij noemt mij ook ‘my baby’.
Ook met mijn zussen en mijn moeder is er nog steeds veel fysiek contact, het verlangen om samen te zijn en samen te ‘zijn’, de behoefte om elkaar aan te raken, blijft bij iedereen duidelijk aanwezig. Hoewel ik hier zelf veel nood aan heb en er ook zeker voldoening en vervulling in vind, triggert dit bij mij ook redelijk hevige emoties die zo goed als elke keer tranen en een brok in mijn keel opleveren.
Het lijkt alsof die aanrakingen me het scherpst in contact brengen met een gevoel van verlies en verscheurdheid, tussen mijn ‘gewonnen’ leven in België waar ik blij en gelukkig mee ben enerzijds, en alles wat ik nu zie en terugvind anderzijds.
Gisteren bespraken we de plannen na de quarantaine en ook hoe ik terug naar het vliegveld zou gaan. Hierna volgde een huiluurtje omdat het voor iedereen al pijnlijk is om daarover na te denken. Het staat, denk ik, al vast dat het afscheid aartsmoeilijk zal zijn, ook al zijn er nog steeds momenten waarop ik me redelijk paniekerig kan voelen en me afvraag waarom ik dit plan in godsnaam zo nodig moest uitvoeren. Gewoon met Johan naar Korea komen, in een hotel logeren en af en toe bij mijn familie op bezoek gaan, zou wel zo handig/verstandig zijn geweest. Complex dus…

Verder voel ik me nog steeds wel op mijn gemak, ik weet niet of het voor hun gevoel veel moeite kost om samen te leven, maar voor mij voelt het alsof ik er (tot nu toe) eigenlijk redelijk vlot in pas.
Zo lijkt het hier heel gangbaar om je gsm in je hand te hebben plakken en berichtjes te sturen en de telefoon op te nemen op eender welk moment (yes!) en we kunnen ondanks de omstandigheden best vaak en onkoreaans hard (dus niet giechelend vanachter het handje) lachen met elkaar.
Mijn moeder vertelde me ook haar visie op kledij: iedereen heeft nood aan een collectie kleren die fantastisch comfortabel zit maar waarmee je je omwille van het esthetische aspect nooit in het openbaar mag vertonen (check). Gisteren regende het hier heel de dag en was ze aan het mokken omdat ze niet naar buiten kon (uit eigen ervaring snapte ik direct dat het eerder ging over niet willen dan over niet kunnen).
Bloed prikken bij mij is altijd een huzarenstukje, de laatste keer leverden 7 prikpogingen welgeteld 3 druppels bloed op. Toen ik de blauwe plekken op de armen van mijn zus zag, wist ik onmiddellijk dat dit een familietrekje was. En de verrukking uit herkenning waarmee mijn zussen mijn oren, handen en onderarmen fotografeerden, was aandoenlijk.

Ik voel me dus redelijk comfortabel, iedereen is heel lief en zorgend en er is ook best wat herkenning, maar soms word ik al overweldigd door enkel naar hen te kijken, dan moet ik de tranen verbijten,…
er is simpelweg te veel dat niet overbrugd kan worden en dat onuitgesproken moet blijven omwille van de voorbije 36 jaar en de taalbarrière.

7. Eindelijk terug!

Mijn 1e nacht in Korea zit erop. Mijn borstkas springt bijna uit elkaar van de uiteenlopende en hevige emoties. Om het, hopelijk, wat samenhangend te houden, zal ik een chronologisch verslagje maken van de afgelopen 2 dagen.

Afgelopen woensdag was het dan eindelijk zover. Hoewel ik de afgelopen weken ontzettend gespannen was of alles wel zou lukken, voelde ik me tamelijk kalm. De dag was nog zeer gevuld met onder andere een 1e afspraak bij een traumatherapeut, die zelf ook geadopteerd is. Om conclusies te trekken, is het wellicht nog te vroeg, maar wat een verademing om met haar te spreken, ze kon vanuit haar expertise rond trauma accuraat verwoorden wat er speelt bij mij en benoemen waar ik nood en behoefte aan heb, zonder dat ik dat zelf al door had. Ik kwam er vol energie maar ook met een zekere rust terug buiten.

In de namiddag zetten we eerst Nia af bij een vriendje en Ilja bij mijn zus. Hoewel ik er heel erg tegenop had gekeken, verliep het afscheid rustig, zowel voor mij als voor de kinderen. Ik schreef een paar briefjes voor hen en voorzag een paar kadootjes die Johan hen kan geven, 1 voor elk weekend dat ik weg ben.
Op de luchthaven aangekomen, voelde ik me nog steeds redelijk kalm, ondanks het feit dat Johan en ik al bij de auto afscheid moesten nemen omdat hij niet mee naar binnen mocht door corona. Ik ondervond geen problemen bij inchecken, security of douane en na een koortscheck was ik eindelijk echt zeker dat ik zou vertrekken.

Ik was emotioneel bij het opstijgen, maar ik kon ongegeneerd huilen aangezien het vliegtuig bijna leeg was. Ook bij het landen gingen mijn emoties wat met me aan de haal, maar die maakten al snel plaats voor de logistieke en praktische beslommeringen om op mijn bestemming te geraken. Rond 14.15u plaatselijke tijd ben ik geland, uiteindelijk was ik iets over 22u bij mijn ouders thuis.
Voor ik de luchthaven uit was, had ik mijn gegevens al 3x moeten opschrijven, werd mijn temperatuur gemeten,… dit heeft zich nog herhaald bij het nemen van de bus, de trein en de taxi. De Army quarantine support force (mannetjes in witte beschermingspakken) leidden vanaf de luchthaven alles in goede banen voor de quarantainegangers: we kregen allemaal een rode sticker opgeplakt en een haag van die witte mannetjes zorgde ervoor dat andere mensen op afstand bleven en wij bij de bus geraakten. Na de bus volgde de trein waar 50 volwassen zich als 1 rood bestickerde man zich netjes in de rij naartoe begaven. Mijn mastercard werkte om 1 of andere reden niet, dus het 1e wat ik mijn familie moest vragen was geld om de trein en de taxi te betalen… Na de treinrit volgden we in quarantainecolonne een vrouw die een gigantisch taxibord omhooghield voor de laatste administratie rompslomp, 2 coronatesten en nog eens een temperatuurmeting.

Rond 21.30 kon ik dan eindelijk in een taxi stappen die me naar het huis van mijn ouders zou brengen. Tot dan was ik verbazingwekkend rustig, ik voelde me eigenlijk het kalmste sinds weken. Tijdens de taxirit werd ik emotioneel, Busan binnen rijden voelde toch wel heel bijzonder en de skyline by night is redelijk indrukwekkend.

Bij aankomst stonden mijn zussen, de dochter van mijn oudste zus en hun mannen mij op straat op te wachten. Een heel echt, hecht en intens moment was het om hen te zien, vast te houden (plat te knijpen), te voelen, te ruiken. Mijn vader kwam mij tegemoet en was heel emotioneel, hij is klein en fijn van gestalte maar het kostte hem geen moeite om mij pijnlijk fijn te knijpen.
Het 1e contact met mijn moeder was kort, ze omhelsde mij maar ging gelijk naar de keuken om de tafel vol eten te zetten en zich een houding te geven. Mijn broer werkt als leraar buiten Busan, omdat hij een overheidsmedewerker is, mag hij niet in contact komen met mensen die in zelfquarantaine zitten. Verder was heel de familie aanwezig.

Toen ik daar zo zat, tussen iedereen voelde ik me best wel op mijn plek eigenlijk. Mijn zussen, vader en moeder gaven mij om de beurt eten (als in: in mijn mond steken), dus ik heb behoorlijk wat voedsel moeten wegwerken. Ze vierden ook mijn 1e Koreaanse verjaardag, met taart en soju, en anders dan ikzelf lijkt mijn moeder niet zoveel last te hebben van de Asian glow.
Mijn vader had ergens een boek gevonden waar een stukje in staat over de geschiedenis van België, hij was erg fier om daarover te kunnen vertellen.

We wisselden kadootjes uit (naast chocolade vooral foto’s en een fotoalbum van mij dat mijn liefste vriendinnen voor hen gemaakt hadden) en hadden veel fysiek contact, ik denk dat we allemaal behoefte hadden/hebben aan affectie met elkaar. Ik begreep ook al snel dat mijn moeder samen wilde slapen, hoewel ik hier op voorhand voor dacht open te staan, voelde ik heel duidelijk dat dit te veel en te snel zou zijn, dus ik vroeg 1 van mijn zussen deze boodschap over te brengen. Eenmaal in mijn kamer kwam ze toch langs met haar pyjama, maar ik kon vrij makkelijk duidelijk maken dat ik alleen wilde slapen.
Uit vele kleine dingetjes bleek dat ze mijn komst met liefde hadden voorbereid, van tandenborstel, over onderbroeken, dagcrème en een elektrisch deken, … alles was voorzien. Toen ik mijn koffer opendeed vond ik als verrassing tekeningen van de kinderen en een brief van Johan, dat zorgde ervoor dat ik een (1e?) kleine breakdown had waarbij allerlei uiteenlopende emoties hun weg naar buiten vonden. Ik voelde ook een soort van paniek: hoe had ik ooit kunnen denken dat dit een goed idee was, 3 weken is gigantisch lang,… Anders dan voorgenomen, bleef ik niet op voor de Koreaanse les en sliep ik vrij goed tot 9u, toen mijn moeder naast mijn bed stond met yoghurt, tomaten en chips. Ondanks dat ik niet van de chips at, voelde ik me heel de ochtend misselijk en kon ik eigenlijk niks eten, ook mijn lichaam blijft er niet onbewogen onder.

Momenteel kan ik zeggen dat mijn familie veel affectie geeft, ook mijn ouders. Ik voel dat dit ook voor mij een verlangen vervult. Verder word ik volledig verzorgd, ik moet niks doen, zelfs niet rechtstaan en als ik mijn hand uitsteek om iets te pakken van tafel, wordt de tafel dichter naar mij geschoven. Het lijkt vooral zaak nu om een evenwicht te vinden tussen verzorgd te worden maar me niet verstikt te voelen. Mijn ouders zijn tot nu toe overgelukkig en dankbaar dat ik er ben, zelf ben ik ook weer wat kalmer, ik hang al heel de ochtend met mijn moeder en de vertaalapp in de zetel, maar honger heb ik voorlopig nog niet.

6. Vertrek in zicht

De afgelopen weken heb ik geprobeerd mezelf wat ‘uit’ te zetten, maar ondertussen is de stress in alle hevigheid opgekomen met slapeloze nachten en chronische misselijkheid tot gevolg. Tegenstrijdige gevoelens vochten voor hun plek. Enerzijds wilde ik enthousiast en onbevangen uitkijken naar wat komt, anderzijds probeerde ik dit gevoel constant te temperen met de gedachte dat ik misschien zelfs niet vertrokken geraak, een onmogelijke spreidstand.
Bovendien zijn een hoop angsten ondertussen wel eens door mijn hoofd geschoten: wat als ze mij niet leuk vinden, wat als ik hen teleurstel omdat ik een Belgische vrouw van 36 blijk in plaats van een Koreaanse baby, wat als ik niet voldoe aan hun verwachtingen, wat als er misschien alsnog een 2e afwijzing komt? En ook: wat als ik hén niet leuk vind, wat als ik me toch vooral boos zal voelen op hen?
Maar het moeilijkste dat me kan overkomen, is misschien wel het tegenovergestelde: wat als ik me er ‘thuis’ voel en dat het goed ‘klikt’ met mijn familie? Dan moet ik na heel korte tijd weer afscheid nemen en ik voel nu al dat dit me zou verscheuren.
Vorige week vertelde mijn moeder me voor de 1e keer dat ze door verwarring en shock een aantal dagen opgenomen werd in het ziekenhuis toen ze 8 jaar geleden hoorde dat ik haar zocht. Hoewel deze groep sterk onderbelicht blijft, lijdt het geen twijfel dat ook de meeste geboortemoeders heel hun leven getraumatiseerd gebukt blijven gaan onder de afstand die ze moesten doen van hun kind.

Mijn verwachtingen probeer ik te temperen (hoewel het samen overleven van 2 weken quarantaine op zich al redelijk ambitieus is), ik houd me voor dat ze zijn ingelost als ik huisgemaakt eten van mijn moeder heb kunnen proeven en als ik een bril zal kunnen kopen die voor de 1e keer in 30 jaar niet van mijn neus glijdt. Maar stiekem hoop ik erop verzorgd te worden en onvoorwaardelijkheid te voelen.
In verschillende boeken las ik dat er een grote kans bestaat dat zowel mijn ouders als ik in meer of mindere mate zullen regresseren. Deze regressie start vaak al in de periode voor de hereniging zelf bij zowel geboorteouders als geadopteerden. Dit wil zeggen dat ouders en geadopteerden als het ware teruggaan naar het moment waarop ze elkaar voor het laatst zagen, met gedrag, gedachtes en verlangens die horen bij die periode. Het kan dus zijn dat mijn moeder bijvoorbeeld de behoefte voelt om mij te verzorgen als een baby, mij te wassen, aan te kleden of samen te slapen. Ik op mijn beurt zou nood kunnen hebben aan constante aanwezigheid, beschikbaarheid en nabijheid van mijn moeder, zoals een baby dit ook heeft. Eerlijk gezegd vermoed ik dat de (fysieke) pijn die ik de afgelopen maanden heb gevoeld, al voortvloeit uit onvervulde, vroegkinderlijke behoeften en dat ik eigenlijk al sinds afgelopen zomer in die regressieperiode zit.

Dat ik op mijn beurt mijn eigen kinderen 3 weken ‘achterlaat’, bezorgt me een steen in mij maag, een brok in mijn keel en tranen die permanent prikken.
De laatste dagen voel ik strijd met mezelf, verdriet en pijn omdat ik hen ga kwetsen, beschadigen, achterlaten,… om mijn eigen behoeftes te vervullen. Het is duidelijk dat ik dit voor mezelf moet doen, maar het voelt alsof het invullen van mijn eigen verlangens, mijn verantwoordelijkheden en taken als moeder in de weg staan. Hoewel het hen uiteindelijk ook ten goede zal komen, lijkt het alsof ik mijn eigen belang boven dat van hen stel. Misschien heb ik er mij bij neer te leggen dat de noden van mezelf en die van de kinderen de komende periode voor mijn gevoel niet verzoenbaar zijn. Al zegt het verdriet dat ik voel waarschijnlijk meer over mijn eigen pijn en gaat het meer over mezelf dan over de kinderen.

Als alles goed gaat, kan ik heel binnenkort schrijven over de langverwachte 1e ontmoeting.

5. Interlandelijke adoptie: repeat, pause, stop?

Het rapport van de commissie Joustra in Nederland toonde onlangs aan dat er jarenlang structurele mistoestanden plaatsvonden in de procedures voor interlandelijke adoptie, volgens het rapport kan er op geen enkele manier gegarandeerd worden dat dit nu niet langer het geval is of dat misbruik en fraude kunnen voorkomen worden. Hierdoor werden de procedures voor interlandelijke adopties in Nederland onmiddellijk on hold gezet.
De daaropvolgende reacties die te lezen waren op sociale en andere media over onder andere het verderzetten, pauzeren dan wel stopzetten van interlandelijke adoptie raakten mij diepgaand.
De reacties waren veelal unieke ervaringen in de brede waaier die adoptie is, allemaal samen vormen ze het narratief over adoptie. De vaak emotionele toon geeft voor mij aan dat de stemmen van geadopteerden (te) lang onderdrukt werden, dat er nood is om gehoord te worden en dat het narratief niet gedomineerd mag worden door niet-geadopteerden.

Scherpe reacties las ik evenwel van adoptieouders.
Een aantal onder hen voelt evenzeer de drang om hun stem luid te laten klinken. Meestal om aan te tonen dat er ook goede en positieve verhalen zijn. Hun eigen adoptiekind dient hiervoor dan als bewijs.
Toch lijken de belevingen van andere geadopteerden hen ergens pijnlijk te raken, hoewel deze belevingen niets zeggen over hun eigen situatie. Adoptieouders blijken zich vaak aangesproken en zelfs aangevallen te voelen wanneer zij kennisnemen van de beleving van geadopteerden. Ze slagen er soms zelfs in zich in een slachtofferpositie te wringen. De beleving van geadopteerden wordt dan in twijfel getrokken, in vraag gesteld en vergeleken met de beleving van hun eigen adoptiekinderen.
Zou het kunnen dat ruimte maken voor andere belevingen, de deur op een kier zet om het eigen ‘geslaagde’ adoptieplaatje te laten doorprikken? Een dergelijke defensieve, minimaliserende houding doet onrecht aan de ervaringen van andere geadopteerden. Welke meerwaarde heeft dit voor een adoptieouder die zo zeker is van het adoptiegeluk dat hij samen met zijn adoptiekinderen beleeft?
Wat maakt dat deze adoptieouders er niet voor kiezen gewoon te luisteren naar de beleving van een andere geadopteerde om het brede, gelaagde en complexe spectrum dat adoptie is weer wat vollediger en heler te bekijken.
Een maatschappelijk geslaagd leven opbouwen waar je tevreden mee bent, sluit op geen enkele manier uit dat je ook verlies en trauma van afstand en adoptie met je mee kan dragen, met alle mogelijke gevolgen en lasten van dien.
Door te claimen dat je adoptiekind gelukkig is, in combinatie met verwrongen loyaliteit en verlatingsangst, laat je in mijn ogen weinig ruimte voor de geadopteerde om in verbinding te staan met zijn eigen gevoelens en verlangens en zichzelf te leren kennen zoals hij werkelijk is.

Een aantal elementen maakt in mijn ogen deel uit van de afweging of het concept van interlandelijke adoptie moet worden herzien, gepauzeerd, dan wel stopgezet.

Als eerste element kan je volgens mij niet rond de psychologische en neurologische impact van afgestaan worden en de versterking hiervan door adoptie. Hier schreef ik al over in mijn 2e post.
Uiteraard spelen in biologisch verwante gezinnen niet zelden even goed problemen. Dit leidt echter naar een andere inhoudelijke discussie en is geen valabel argument om te gebruiken in het actuele adoptiedebat.

Een volgend element is adoptie als vorm van neokolonialisme.
Diepgewortelde, koloniale, overtuigingen bepalen mee het al jarenlang heersende beeld over adoptie. Dat rijke, witte mensen een ‘arm kindje’ kopen, wordt amper in vraag gesteld. Er wordt als vanzelf vanuit gegaan dat het ‘arm kindje’ hier per definitie beter af is en ‘geholpen’ is omdat het hier mag opgroeien. Voelt u ook die oneindige dankbaarheid opborrelen? Mensen met geld denken het leven van anderen onherroepelijk te mogen bepalen en veranderen, waarbij de gevoelens van ‘de ander’ blijkbaar van minder belang zijn dan de eigen wensen en verlangens.
Het is absoluut zo dat er nog heel wat ruimte voor progressie is in heel veel landen wat betreft hulpverlening, jeugdhulpverlening en jeugdbescherming. Hebt u bijvoorbeeld al ooit (jeugd)hulpverlening van enige soort nodig gehad in Vlaanderen? Dan stootte u ongetwijfeld op ellenlange wachtlijsten en moeilijk te vinden gepaste hulp. U zal het dan met mij eens zijn dat Vlaanderen geen lessen te geven heeft aan welk land dan ook wat betreft de organisatie van hun hulpverleningslandschap. Ook in Vlaanderen worden kinderen in instellingen geplaatst omdat hun ouders ‘er niet voor kunnen zorgen’. Deze kinderen worden alleen niet gekocht door rijke mensen uit een ander continent die vanuit een misplaatst superioriteitsgevoel denken dat zij er beter voor kunnen zorgen.

Tenslotte is er adoptie als systeem waarbinnen misbruik en bedrog decennialang vlotjes hun weg hebben gevonden.
Geen enkele (kandidaat) adoptieouder vraagt, mag ik hopen, om een ontvoerd of frauduleus adoptabel gemaakt kind. Echter, door de vraag te stellen, draag je als adoptieouder bij tot het hele (potentieel frauduleuze) systeem, je maakt er zelfs een essentieel deel van uit.
Als je weet hebt van de mogelijke risico’s en mistoestanden (ontvoering, vervalsing van documenten, leugens tegenover ouders,…), wil je dan dit risico lopen?
Mensen die claimen dat sommige moeders ervoor kiezen hun kind vrijwillig af te staan, nodig ik uit om stil te staan bij de invulling van vrijwillig en kiezen. Door druk (dwang zo je wil) van financiële, sociale, psychologische en maatschappelijke invloeden lijkt het me bezwaarlijk spreken over vrijwillig kiezen.
Als je met de kennis van nu (en sinds wanneer hebben we eigenlijk al weet van deze situaties?!) kiest om te adopteren, dan kies je er op een bepaald moment voor om de risico’s en realiteiten te negeren en je persoonlijke, individuele belang bovenaan te stellen. Impliciet zeg je dan toch: ik wil een kind en het maakt me niet uit dat de kans bestaat dat een andere moeder daarvoor op gruwelijke wijze haar kind moet verliezen of dat ik ooit aan mijn kind zal moeten vertellen dat hij nooit zal weten wie hij is. Dat (kandidaat) adoptieouders hier niet van op de hoogte konden zijn, gold misschien decennia geleden, maar het Haags adoptieverdrag dateert uit de vroege jaren ‘90 en werd in het leven geroepen om bescherming te bieden tegen, de toen al gekende, illegale, onrechtmatige, voorbarige en slecht voorbereide adopties.
Als je op de hoogte bent van de mistoestanden, maar voor je eigen gemoedsrust kiest voor bewuste onwetendheid en ervanuit gaat dat dit bij ‘jouw’ kind niet het geval was/zal zijn, ben je dan alleen naïef of ook medeverantwoordelijk?

Repeat, pause, stop?
Adoptie is gebaseerd op het zoeken van een kind voor een (kinderloos) koppel, in plaats van andersom. Veel geadopteerden zouden nooit opgegroeid zijn in hun adoptiegezin als deze ‘zelf’ kinderen hadden kunnen krijgen.
Hoe pijnlijk ongewenste kinderloosheid ook is, het recht op kinderen is onbestaande. Je kan je ook afvragen hoe goed mensen met een ongewenst, onvervulde kinderwens de noden van getraumatiseerde kinderen kunnen aanvoelen en vervullen. Vooral als er (te) weinig tijd genomen werd om bijvoorbeeld in intensieve therapie te doorvoelen wat dit betekent op individueel en relationeel vlak.
Adoptie maakt deel uit van een economisch winstmodel waarmee veel geld verdiend wordt over de rug van schrijnend menselijk leed van gezinnen van herkomst en geadopteerden.
Het geld dat omgaat in het adoptiesysteem zou bijvoorbeeld ook ingezet kunnen worden om ouders in landen van herkomst te begeleiden en ondersteunen, evenals om alternatieven voor adoptie te organiseren in de landen van herkomst.

Alles in beschouwing genomen, pleit ik voor het stopzetten van interlandelijke adoptie.
Wanneer je als samenleving blijft kiezen voor het systeem van interlandelijke adoptie zeg je eigenlijk: we zijn bereid om de gigantische risico’s te nemen en de menselijke tol beschouwen we als collateral damage.
Zolang de vraag gesteld kan worden, zal er naar aanbod gezocht worden.
Het argument dat adoptie niet verboden mag worden omdat mensen dan illegale manieren zullen zoeken om adoptie verder te zetten, houdt in mijn ogen geen steek. De vrees dat een verbod met de voeten getreden wordt, heeft het instellen van andere verboden nooit tegengehouden. Adopties gebeuren bovendien al illegaal.
Door ergens paal en perk aan te stellen, geef je als samenleving het signaal dat dit ingaat tegen waar je als maatschappij voor staat en voor kiest, dat je wil zoeken naar alternatieven en oplossingen voor problemen die zich onvermijdelijk zullen stellen.
De tijd is gekomen om dit te doen voor interlandelijke adoptie.

4. Naar oprecht contact

Ik heb een hele weg afgelegd naar verbonden zijn met mijn eigen gevoel, meer bewustzijn over mezelf, wie ik ben en waar ik vandaan kom. Belangrijke elementen die dit proces mee hebben vormgegeven zijn het overlijden van mijn adoptiemoeder, de hechting met Ilja, de positieve DNA test en een goede, (tot op bepaalde hoogte) adoptiesensitieve therapeut.

Na een aantal miskramen leefde ik tijdens de zwangerschap van Ilja constant in angst om hem te verliezen. Toeval of niet, maar Ilja was een legendarische huilbaby die de eerste jaren van zijn leven verschrikkelijk slecht sliep en zich daarna ontwikkelde tot een peuter en kleuter die veel huilde en zeurde, veel negatieve aandacht vroeg, heel bepalend kon zijn en onvoorspelbare, extreme woedebuien had, … Johan, Nia en ik liepen op de tippen van onze tenen en functioneerden maandenlang alleen maar om hem niet boos te maken of niet te laten huilen. Na verloop van tijd namen negatieve gevoelens de overhand, ik kon geen geduld voor hem opbrengen en probeerde hem eigenlijk zoveel mogelijk te ontwijken. Ik besefte vrij snel dat ik als ouder verantwoordelijk was om hier verandering in te brengen door hem liefdevol en geduldig gevend te benaderen. De positieve kentering die ik probeerde in te zetten, evolueerde te traag en ik was zelf niet bij machte dit oprecht en consequent verder te zetten. Ik zocht hierbij professionele ondersteuning in de vorm van therapie. Tot op de dag van vandaag is dit iets waar ik bewust mee bezig moet blijven. Ik besef nu des te meer dat Ilja een gigantische spiegel vormde/vormt waardoor ik naar mijn eigen achtergrond moest kijken, dat onder andere mijn eigen hechtingspatroon en onvervulde behoeftes meespeelden in hoe hij mij raakte en waar ik op blokkeerde. Het lag dus niet aan hem.

Begin 2019 overleed mijn adoptiemoeder waarna ik initieel voor 4 maanden (maar uiteindelijk voor 1,5 jaar) stopte met werken. Ik wilde een aantal zaken in de ogen kijken en aanpakken tijdens deze periode. Ik startte in september 2019 met gesprekstherapie. Mijn startvraag in therapie ging over herstel van onze gezinsdynamiek en het bevorderen van de hechting tussen Ilja en mij. Hoewel het (erg genoeg) niet vanzelfsprekend is dat therapeuten de impact van afgestaan zijn en geadopteerd worden, erkennen en inbrengen, bleef de mijne het belang ervan benadrukken. Het heeft haar redelijk wat moeite gekost om voor dit idee ingang te vinden bij mij aangezien ik heel mijn leven had gedaan alsof dit geen belang had. Als mensen mij vragen stelden die het tegengestelde suggereerden, wekte dit mijn irritatie en boosheid zelfs op. 10 jaar geleden ging ik al eens een 1e keer in therapie. Ik herinner me nog dat ik toen na de 1e sessie tegen mijn vriendinnen vertelde dat het een goede therapeut was omdat hij tenminste niets had gezegd of gevraagd over mijn adoptie…
Dat mijn adoptiemoeder overleden was, maakte ruimte vrij en bood de mogelijkheid om, bevrijd van misplaatste en verwrongen loyaliteitsgevoelens, te mogen, kunnen en durven voelen wat afstand en adoptie werkelijk met mij deden. Dat voelen zat zo vast, was zo ondergesneeuwd en onderdrukt… Toen het uiteindelijk los kwam, heeft het mij overspoeld zoals ik in mijn 1e post beschreef. De laatste grote zet in heel mijn proces werd gegeven door de positieve DNA test van afgelopen zomer. De bevestiging van onze verwantschap heeft mijn laatste verdedigingsmuur doen instorten en sindsdien is er het groeiende verlangen om mijn familie te ontmoeten. Hoe ontzettend pijnlijk, ook in de fysieke betekenis van het woord, dit proces tot nu toe al is geweest, ik ben heel dankbaar voor het feit dat ik ‘out of the fog’ ben gehaald, in staat ben te voelen wat ik voel en een bewustere versie van mezelf kan zijn die zowel krachtig als kwetsbaar is.

Tot grote blijdschap van mijn familie hebben we het afgelopen jaar steeds meer contact gemaakt, begon ik Koreaans te studeren en concretiseerde ik mijn plannen om hen te ontmoeten. Ook de kinderen hebben we zo open mogelijk kennis laten maken met hen. Tenslotte maakt mijn verhaal ook deel uit van hun verhaal. De kinderen zijn er echt op gebrand hun halmoni en halboji te ontmoeten, en als ik zie hoe mijn ouders naar Nia en Ilja kijken en contact proberen te maken, vervult me dat met een warmte die ik niet kan beschrijven.
Hoewel we elkaars taal niet spreken en onze communicatie verloopt via vertaalapps, verbaast het me keer op keer hoe veelbetekenend de conversaties met mijn familie kunnen zijn.
Ik ervaar hen als communicatief, open, rechtuit over/tegen elkaar en mij, met een gezonde portie inlevingsvermogen en zelfreflectie. Er is nog niet echt iets geweest wat ik hen niet durfde zeggen of vragen. Er zijn het afgelopen jaar zeker ook moeilijke en pijnlijke momenten geweest, dit kon tot nu toe echter altijd uitgesproken (of beter gezegd ‘uitgetypt’) worden.
Verder lijken ze nogal georganiseerd, to the point en nemen ze verantwoordelijkheid voor zaken uit het verleden.
Dit alles geeft me, zonder te naïef te willen zijn, vertrouwen voor onze hereniging.
Mijn slaapkamer werd intussen in gereedheid gebracht om mij te ontvangen…

3. De eerste keer contact!

Daar lag het dan, een hele map vol aan informatie over mij en mijn leven voordat ik naar België kwam. Hoewel ik zelf tot dan toe heel erg mijn best had gedaan om te doen alsof er geen periode voor België had bestaan, was dit natuurlijk wel het geval. 4 maanden kunnen niet zo lang lijken, maar iedereen met kinderen kan bevestigen dat er best wat gebeurt met en bij een baby tijdens de eerste 4 maanden van zijn leven.
Bijna 10 jaar later vind ik nog steeds geen woorden om mijn verbazing van toen uit te drukken. Al die tijd lag dit dus gewoon op zolder, netjes geordend en dus bewust bewaard. Waarom was dit nooit tegen ons gezegd?
Ik nam mijn dossier stiekem mee naar huis en las mijn verhaal misschien wel 20 keer. Toch vond ik het moeilijk om me emotioneel verbonden te voelen met dit verhaal, ik was zover vervreemd van mezelf dat het leek alsof het over iemand anders ging.

Ik zocht de vermelde adoptieorganisatie in Korea op en zag op hun site dat ze een hele serie postadoptiediensten aanbood, onder meer het zoeken naar familie in Korea.
Zolang ik me herinner zei ik tegen mezelf (en andere mensen) dat ik niet de minste behoefte had om naar Korea te gaan, laat staan mijn biologische ouders te zoeken. De enige wens die ik mezelf in stilte toeliet (en die sterker werd omdat ik zwanger was), was de hoop dat ik ooit kon laten weten aan mijn moeder dat het goed ging met mij, dat het offer dat ze gebracht had niet voor niks was geweest en dat ik haar dankbaar was voor het leven dat ze me had gegeven.

Ik besloot een mailtje te sturen naar de Koreaanse organisatie om te informeren naar de mogelijkheden.
Ik heb mijn adoptiemoeder nooit iets verteld over deze zoektocht of de resultaten ervan. Ik beschouwde het als mijn recht om te zoeken en wilde dat het over mij kon gaan en over mij alleen, dit zou nooit mogelijk geweest zijn als zij op de hoogte was geweest van mijn zoeken.

De gegevens die de organisatie had, bleken niet te kloppen maar er was ook een zus aanwezig geweest toen mijn moeder mij afstond. Deze zus kon wel gecontacteerd worden en slechts enkele maanden na mijn initiële vraag werd mijn moeder gevonden. Met haar vond ik in 1 klap mijn volledige gezin van herkomst, naast mijn ouders ook 2 zussen en een broer. Mijn vader en broer waren niet op de hoogte van mijn bestaan maar mijn moeder twijfelde niet om hen in te lichten. Ze waren stuk voor stuk heel dankbaar en enthousiast over onze kennismaking.

Ik wil benadrukken dat mijn zoektocht totaal niet representatief is voor de zoektocht van de meeste geadopteerden. Volgens een boek dat ik las zochten 80 000 geadopteerde Koreanen tussen 1995 en 2005 naar hun Koreaanse familie. Minder dan 3% kon herenigd worden met hen.
Zoektochten worden onder andere bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt door gebrek aan informatie, foutieve informatie, gebrek aan medewerking van de betrokken diensten en bewuste tegenwerking van de betrokken diensten. Het belang van het kind stond duidelijk nooit voorop als het gaat over het ter beschikking stellen van correcte en toegankelijke informatie. Veel adoptiedossiers in landen van herkomst blijken als bij wonder door natuur- en andere rampen te zijn vernietigd of verdwenen.
Dat de informatie in een adoptiedossier incorrect is, lijkt haast standaard. Er worden juridische, ethische en morele grenzen overschreden om een kind adoptabel te maken en de wensen van adoptieouders te kunnen vervullen. Ik weet oprecht niet of ik iemand ken (die zocht en vond) wiens adoptiedossier correct en volledig blijkt te zijn.
Zo werd/wordt er bijvoorbeeld gelogen over leeftijd, al dan niet wees zijn, reden van afstand doen, kinderen werden verwisseld en kinderen werden plots broer/zus gemaakt om mee geadopteerd te kunnen worden. Er zijn gevallen bekend waarbij kinderen ontvoerd worden of waarbij tegen ouders verteld wordt dat hun baby overleden is zodat deze baby gebruikt kan worden om een kinderwens in een vragend land te vervullen.

Onwezenlijk voelde ik me na het lezen van het mailtje van de adoptieorganisatie dat ze mijn moeder hadden gevonden, blij, opgewonden, maar het raakte ook voor het eerst aan iets onnoemelijk pijnlijk dat altijd diep in mij verborgen was gebleven.
De eerste illusie die, ook bij mij, doorprikt werd, was die van het adoptieverhaal uit mijn dossier. Dit bleek niet te kloppen, het ware verhaal dompelde mij in diep verdriet.
Mijn ouders hadden een slecht huwelijk, mijn vader had een alcoholverslaving en was agressief. Toen mijn moeder zwanger was van mij was mijn vader niet meer in het gezin aanwezig. Als alleenstaande moeder van 3 kon ze weinig beginnen tegen de heersende sociale, maatschappelijke en financiële realiteit waarbinnen ze leefde. Zoals bij veel (alle?) geboortemoeders kan je in die situatie bezwaarlijk spreken over een ‘vrije, bewuste keuze’ om af te staan. Mijn moeder probeerde ons alle drie af te staan, maar mijn zussen waren reeds wettelijk erkende kinderen van mijn beide ouders en konden dus niet afgestaan worden. Ikzelf werd afgestaan bij de geboorte.
Mijn vader kwam na een tijdje terug naar zijn gezin en mijn moeder ging naar het weeshuis om mij te halen, maar er werd haar verteld dat ik al weg was. Hierna kregen mijn ouders nog mijn broer. Heel mijn gezin heeft dus altijd gewoon samengeleefd, ik was de enige die was moeten vertrekken. Voor de 1e keer in mijn leven voelde ik me ontzettend scherp en bewust afgewezen.

De eerste maanden na het eerste contact (vele mails en een keer videobellen) overheerste de blijdschap bij mij, al kon ik er weinig mee omdat ik heel vast zat in de loyaliteit naar mijn adoptiemoeder. Maar zeker na de bevalling van Nia domineerden gekwetstheid, boosheid, teleurstelling en onbegrip. Ik kon en wilde niet begrijpen dat iemand ooit zijn kind zou afstaan.
De hoop en verwachtingen die mijn familie koesterde, stootten me af. De jaren nadien heb ik hen vaak genegeerd, er konden maanden en zelfs jaren voorbijgaan voordat ik reageerde op hun mails. Ze zijn echter altijd blijven uitreiken naar mij, ook zonder druk en verwachtingen.
Dit kan logisch lijken maar is helemaal niet zo evident. Als mijn familie op haar beurt vanuit gekwetstheid had gereageerd op mijn afwijzing, dan denk ik dat de mogelijkheden voor een hoopvolle hereniging daar en toen afgestopt waren. Mijn moeder heeft zich toen niet laten leiden door haar eigen gevoeligheden en trauma, ze heeft haar mature moederstuk laten spreken. Dit geeft mij vandaag de kans om haar als dochter diepe erkenning te kunnen geven voor het offer waartoe het leven haar meer dan 36 jaar geleden heeft gedwongen.

Wat heeft gemaakt dat ik me toch wilde en kon verbinden met hen, er zelfs hevig naar verlangde, en wat mij hierbij geholpen heeft, schrijf ik graag een volgende keer.

2. Er was eens…

Toen ik 4 maanden was, werd ik geadopteerd door mijn adoptieouders.
Na 10 lange jaren proberen, 1 zwangerschap en 1 miskraam, werd de baarmoeder van mijn adoptiemoeder verwijderd en daarmee ook de hoop ooit ‘zelf’ een kind te kunnen krijgen. Adoptie kon de droom om kinderen te krijgen alsnog (gedeeltelijk) waar maken. Toch heb ik dit schaduwverdriet altijd gevoeld en mijn adoptiemoeder is ook heel haar leven blijven zeggen dat het haar speet dat ze nooit kinderen heeft kunnen krijgen… Een jaar na mij kwam mijn zus nog in ons gezin, een 3e kind werd nog gevraagd en volgens mijn adoptieouders betaald, maar tot grote frustratie van mijn adoptiemoeder nooit toegekend.
Ik vraag me af of mensen die worstelen met een ongewenst, onvervulde kinderwens voldoende in staat zijn de noden van getraumatiseerde kinderen aan te voelen en in te vullen. Een onvervulde kinderwens is zeer ingrijpend. Als dit (te) weinig doorvoeld wordt, bijvoorbeeld in intensieve therapie, en er nauwelijks wordt stil gestaan bij de impact hiervan op individueel en relationeel vlak blijft de rouw om de onvervulde kinderwens meegedragen en aanwezig. Verdriet, verwachtingen en verlangens rond het onbestaande ‘eigen kind’ worden doorgegeven binnen een dynamiek die al zeer complex is.

Mijn adoptiemoeder had verschillende psychiatrische problematieken. Mijn adoptievader was hier niet tegen opgewassen, hij vond een uitweg in alcohol en vervulde zijn rol als ouder niet. Hij overleed in 2004, op dat moment voelde ik daar weinig bij. Later heeft dit me nog wel ingehaald.
Als kinderen werden wij zwaar belast door de onvoorspelbaarheid en onveiligheid in onze gezinssituatie, evenals door alle andere problemen die hieruit voort vloeiden. Materieel hadden we alles in overvloed. Emotioneel, relationeel en affectief heerste er armoede in ons gezin.

Toen ik zwanger was van Nia, in 2012, durfde ik het aan om mijn adoptiemoeder te vragen naar informatie over mijn adoptie. Erfelijkheid leek me een veilige en aanvaardbare insteek nu ik zwanger was. Mijn adoptieouders hadden ons altijd verteld dat ze geen informatie hadden over onze levens voordat we geadopteerd werden.
Adoptie zelf was altijd een groot taboe in ons gezin. Vragen hierover werden in de kiem gesmoord met dooddoeners als: ‘Je bent toch gelukkig hier.’ Of nog erger: ‘Jullie hebben toch eigenlijk geen vragen rond adoptie, jullie hebben toch nergens last van?’
Deze claim, in combinatie met verwrongen loyaliteitsgevoelens, liet weinig of geen ruimte om in verbinding te staan met mijn eigen gevoelens en verlangens, om mezelf te leren kennen zoals ik werkelijk was. Hoewel ik soms wilde gillen dat ik natuurlijk wel vragen had over waar ik vandaan kwam en dat ik stikjaloers was op geadopteerden die dit durfden, konden en mochten zeggen, gilde ik nooit, fluisterde ik zelfs nooit. Na verloop van tijd was ik zo goed als volledig vervreemd van dat deel van mezelf.
Het feit dat wij geadopteerd waren, werd zoveel mogelijk genegeerd. Wij dienden om de kinderwens van mijn adoptieouders in te vullen. Om dit te laten slagen, was er grote nood aan het bezitselement, verbonden met adoptie. Wij werden ‘hun’ kinderen en zij waren onze enige ouders. Ons leven was volgens mijn adoptieouders duidelijk pas begonnen nadat we in België waren aangekomen. Dat wij in ons jonge leven al waren afgestaan, in een ziekenhuis hadden gelegen, in een weeshuis hadden verbleven en bij een pleeggezin hadden gewoond, werd als onbelangrijk en zelfs als onbestaand beschouwd.

Nochtans zijn de gevolgen van afstand en adoptie onmiskenbaar.
Biologische studies bevestigen de fysieke en neurologische veranderingen in een kind als gevolg van het oertrauma, de scheiding tussen moeder en kind. Zelfs de meest responsieve en evenwichtige adoptieouders zullen dit trauma niet ongedaan kunnen maken of kunnen helen.
Een geadopteerde heeft naast zijn ouders en familie ook alle culturele en genetische spiegels verloren. Adoptieouders kunnen proberen de best mogelijke adoptieouders te zijn, maar zij zullen nooit de (enige) ouders zijn. Dit neemt niet weg dat er een liefdevolle, warme en oprechte relatie kan zijn.
Wanneer je de positie en de betekenis van de ouders echter probeert te relativeren of zelfs te ontkennen, dan ontken je tegelijkertijd een deel van je kind, dan zeg je over je adoptiekind dat een deel van hem niet bestaat en er niet mag zijn. De (verdoken) ‘strijd’ die adoptieouders soms lijken te voeren om de loyaliteit van ‘hun’ kind beschadigt het kind en is eigenlijk een non-issue. Tenzij je adoptiekind effectief geboren is uit de buik van het vliegtuig, heeft je kind (ook nog) een andere moeder.
Om je geadopteerd kind te leren leven met bovenstaand trauma en de gevolgen ervan, is het eigenlijk noodzakelijk om als ouder zelf zicht te hebben op eigen gevoeligheden qua verlies en afwijzing. Begeleiding om bewustzijn te creëren over de dynamieken die spelen bij de adoptieouders in interactie met hun adoptiekind lijken me preventief nuttig en nodig. Er hoeft en mag niet mee gewacht worden totdat er eventuele problemen opduiken.

Hoewel mijn moeder in 2012 opnieuw beweerde geen informatie te hebben over mijn adoptie en mijn leven voordien vond ik tot mijn grote verbazing op die gigantische en chaotische zolder van ons mijn adoptiedossier. Ik weet nog steeds niet wat me er toen toe aangezet heeft ‘iets’ te zoeken, ik denk dat ik mij niet wilde en kon neerleggen bij het feit dat ik nooit iets zou weten over dat deel van mezelf.

Het zou een misvatting zijn te denken dat mijn idee over adoptie alleen beïnvloed is door de manier waarop wij zijn opgegroeid. Mijn bedenkingen worden gedeeld door meerdere mensen die geadopteerd zijn (en een warme band hebben met hun adoptieouders).
Een maatschappelijk geslaagd leven opbouwen en een warme band met je adoptieouders koesteren, sluiten op geen enkele manier uit dat je ook verlies en trauma van afstand en adoptie in je meedraagt met alle gevolgen en lasten van dien.

Over de zoektocht die volgde na het vinden van mijn adoptiedossier schrijf ik volgende keer verder.

1. Dezelfde reis, omgekeerde richting

7 maart, 2 dagen geleden werd het reisverbod op niet-essentiële reizen verlengd tot 19 april.
Kutcorona.
Al sinds afgelopen zomer zit ik op hete kolen om naar Korea af te reizen en mijn familie voor de 1e keer te ontmoeten. Dat ik dit telkens moest uitstellen en dat ik niet wist wanneer ik dan wel kon gaan, heeft mij gekraakt. Na 36 jaar zijn alle opgekropte gevoelens en verlangens hierrond er het afgelopen half jaar uitgegulpt met bijna ondraaglijke pijn, verdriet en rouw als gevolg. Een aantal onder jullie weet dat ik een paar maanden verschrompeld ben tot een onherkenbaar hoopje ellende, heel eng en heel oncontroleerbaar (zou het zo ongeveer voelen als je als baby gescheiden wordt van je moeder?). Het enige wat mij tijdens die periode een beetje kon troosten en zelfs activeren was het idee om naar Korea te kunnen gaan. Johan, de schat, heeft dan in december voorgesteld om dit ook maar gewoon te doen, ondanks de 2 weken quarantaine die ik daar eerst moet uitzitten, aangezien ik mij zo slecht voelde.

In verband met werk kan ik alleen nog in de paasvakantie gaan, anders moet ik wachten tot de zomer. Voor de mensen aan wie ik me de afgelopen maanden op mijn (sl)echtst kon tonen, is het wel duidelijk dat nog langer wachten geen gezonde optie zou zijn voor mij. Bovendien leeft in mij de grote angst dat er iets zou gebeuren met mijn ouders voordat ik hen kan zien en waardoor ik hen nooit meer zou kunnen ontmoeten.

Ik heb dus mijn ticket naar Seoul geboekt, maar het valt nog af te wachten of ik kan vertrekken. Door de spanning over of dit gaat lukken en of ik wel negatief ga testen voor vertrek zijn de zenuwen over de ontmoeting zelf (en het feit dat ik ineens 14 dagen opgesloten zal zitten bij mijn ouders in quarantaine) nog wat op de achtergrond. Ik merk wel dat ik de laatste dagen weer heel emotioneel ben, slecht kan slapen en de pijn van de afstand weer heel scherp voel.

Maar ik ga dus! Of tenminste, de intentie om het te laten gebeuren, is er in elk geval.
Los van de logistieke obstakels die nog op mijn pad liggen, zijn er heel wat andere zaken die een hereniging bemoeilijken.
Er zijn geadopteerden wiens familie hen niet wil ontmoeten of enkel in het geheim, bijvoorbeeld als het nieuwe gezin of de nieuwe partner niet op de hoogte is van het feit dat een vrouw al een kind had. Een dergelijke 2e afwijzing is zo mogelijk nog pijnlijker dan de 1e keer.
Mensen kunnen elkaar ook na de langverwachte hereniging weer verliezen door verlangens die niet ingelost worden. Als ouder is het meestal heel moeilijk te merken en te aanvaarden dat je kind niet langer een baby is maar een volwassene waar je mogelijks niet eens mee kan praten door een taalbarrière, bovendien zal deze volwassene niet beantwoorden aan het ideaalbeeld dat je voor ogen had. Voor geadopteerden is het vaak hard om te merken dat de mama uit hun fantasie waar ze misschien heel hun leven alle dromen en wensen op geprojecteerd hebben niet bestaat. Voor beiden is het een heel pijnlijke zaak om te beseffen dat ze de verloren tijd niet kunnen inhalen en voor altijd kwijt zijn.
Zowel bij de geadopteerde als bij het gezin van herkomst spelen gevoeligheden, kwetsuren en trauma’s over de afstand die er geweest is. Als hier (te) weinig inzicht in is of als verwachtingen en tempo niet op elkaar afgestemd kunnen worden, bestaat het risico dat iedereen vanuit zijn gevoeligheden blijft reageren. Boosheid, gekwetstheid en teleurstelling halen dan de bovenhand. Ondanks een levenslang verlangen naar elkaar is de kans dan reëel dat je niet kan verbinden en elkaar verliest.

Laat ik het zo stellen, zonder corona had ik mijn eerste keer Korea en de eerste ontmoeting met mijn familie nooooooit op deze manier vorm gegeven. En als iemand mij zou vertellen dat hij het op deze manier zou aanpakken, dan verklaarde ik hem voor gek (ik lees soms in de ogen van mensen dat ze dit ook wel doen met mij, en ik kan ze geen ongelijk geven). Alle risico’s en valkuilen worden uiteraard gigantisch uitvergroot als je gelijk 2 weken opgesloten zit met elkaar.
Ik ga dus (hopelijk), misschien naïef, maar met vertrouwen.

Dank je om mij te volgen bij het avontuur van mijn leven!

1 3 4 5