6. Vertrek in zicht

De afgelopen weken heb ik geprobeerd mezelf wat ‘uit’ te zetten, maar ondertussen is de stress in alle hevigheid opgekomen met slapeloze nachten en chronische misselijkheid tot gevolg. Tegenstrijdige gevoelens vochten voor hun plek. Enerzijds wilde ik enthousiast en onbevangen uitkijken naar wat komt, anderzijds probeerde ik dit gevoel constant te temperen met de gedachte dat ik misschien zelfs niet vertrokken geraak, een onmogelijke spreidstand.
Bovendien zijn een hoop angsten ondertussen wel eens door mijn hoofd geschoten: wat als ze mij niet leuk vinden, wat als ik hen teleurstel omdat ik een Belgische vrouw van 36 blijk in plaats van een Koreaanse baby, wat als ik niet voldoe aan hun verwachtingen, wat als er misschien alsnog een 2e afwijzing komt? En ook: wat als ik hén niet leuk vind, wat als ik me toch vooral boos zal voelen op hen?
Maar het moeilijkste dat me kan overkomen, is misschien wel het tegenovergestelde: wat als ik me er ‘thuis’ voel en dat het goed ‘klikt’ met mijn familie? Dan moet ik na heel korte tijd weer afscheid nemen en ik voel nu al dat dit me zou verscheuren.
Vorige week vertelde mijn moeder me voor de 1e keer dat ze door verwarring en shock een aantal dagen opgenomen werd in het ziekenhuis toen ze 8 jaar geleden hoorde dat ik haar zocht. Hoewel deze groep sterk onderbelicht blijft, lijdt het geen twijfel dat ook de meeste geboortemoeders heel hun leven getraumatiseerd gebukt blijven gaan onder de afstand die ze moesten doen van hun kind.

Mijn verwachtingen probeer ik te temperen (hoewel het samen overleven van 2 weken quarantaine op zich al redelijk ambitieus is), ik houd me voor dat ze zijn ingelost als ik huisgemaakt eten van mijn moeder heb kunnen proeven en als ik een bril zal kunnen kopen die voor de 1e keer in 30 jaar niet van mijn neus glijdt. Maar stiekem hoop ik erop verzorgd te worden en onvoorwaardelijkheid te voelen.
In verschillende boeken las ik dat er een grote kans bestaat dat zowel mijn ouders als ik in meer of mindere mate zullen regresseren. Deze regressie start vaak al in de periode voor de hereniging zelf bij zowel geboorteouders als geadopteerden. Dit wil zeggen dat ouders en geadopteerden als het ware teruggaan naar het moment waarop ze elkaar voor het laatst zagen, met gedrag, gedachtes en verlangens die horen bij die periode. Het kan dus zijn dat mijn moeder bijvoorbeeld de behoefte voelt om mij te verzorgen als een baby, mij te wassen, aan te kleden of samen te slapen. Ik op mijn beurt zou nood kunnen hebben aan constante aanwezigheid, beschikbaarheid en nabijheid van mijn moeder, zoals een baby dit ook heeft. Eerlijk gezegd vermoed ik dat de (fysieke) pijn die ik de afgelopen maanden heb gevoeld, al voortvloeit uit onvervulde, vroegkinderlijke behoeften en dat ik eigenlijk al sinds afgelopen zomer in die regressieperiode zit.

Dat ik op mijn beurt mijn eigen kinderen 3 weken ‘achterlaat’, bezorgt me een steen in mij maag, een brok in mijn keel en tranen die permanent prikken.
De laatste dagen voel ik strijd met mezelf, verdriet en pijn omdat ik hen ga kwetsen, beschadigen, achterlaten,… om mijn eigen behoeftes te vervullen. Het is duidelijk dat ik dit voor mezelf moet doen, maar het voelt alsof het invullen van mijn eigen verlangens, mijn verantwoordelijkheden en taken als moeder in de weg staan. Hoewel het hen uiteindelijk ook ten goede zal komen, lijkt het alsof ik mijn eigen belang boven dat van hen stel. Misschien heb ik er mij bij neer te leggen dat de noden van mezelf en die van de kinderen de komende periode voor mijn gevoel niet verzoenbaar zijn. Al zegt het verdriet dat ik voel waarschijnlijk meer over mijn eigen pijn en gaat het meer over mezelf dan over de kinderen.

Als alles goed gaat, kan ik heel binnenkort schrijven over de langverwachte 1e ontmoeting.

5. Interlandelijke adoptie: repeat, pause, stop?

Het rapport van de commissie Joustra in Nederland toonde onlangs aan dat er jarenlang structurele mistoestanden plaatsvonden in de procedures voor interlandelijke adoptie, volgens het rapport kan er op geen enkele manier gegarandeerd worden dat dit nu niet langer het geval is of dat misbruik en fraude kunnen voorkomen worden. Hierdoor werden de procedures voor interlandelijke adopties in Nederland onmiddellijk on hold gezet.
De daaropvolgende reacties die te lezen waren op sociale en andere media over onder andere het verderzetten, pauzeren dan wel stopzetten van interlandelijke adoptie raakten mij diepgaand.
De reacties waren veelal unieke ervaringen in de brede waaier die adoptie is, allemaal samen vormen ze het narratief over adoptie. De vaak emotionele toon geeft voor mij aan dat de stemmen van geadopteerden (te) lang onderdrukt werden, dat er nood is om gehoord te worden en dat het narratief niet gedomineerd mag worden door niet-geadopteerden.

Scherpe reacties las ik evenwel van adoptieouders.
Een aantal onder hen voelt evenzeer de drang om hun stem luid te laten klinken. Meestal om aan te tonen dat er ook goede en positieve verhalen zijn. Hun eigen adoptiekind dient hiervoor dan als bewijs.
Toch lijken de belevingen van andere geadopteerden hen ergens pijnlijk te raken, hoewel deze belevingen niets zeggen over hun eigen situatie. Adoptieouders blijken zich vaak aangesproken en zelfs aangevallen te voelen wanneer zij kennisnemen van de beleving van geadopteerden. Ze slagen er soms zelfs in zich in een slachtofferpositie te wringen. De beleving van geadopteerden wordt dan in twijfel getrokken, in vraag gesteld en vergeleken met de beleving van hun eigen adoptiekinderen.
Zou het kunnen dat ruimte maken voor andere belevingen, de deur op een kier zet om het eigen ‘geslaagde’ adoptieplaatje te laten doorprikken? Een dergelijke defensieve, minimaliserende houding doet onrecht aan de ervaringen van andere geadopteerden. Welke meerwaarde heeft dit voor een adoptieouder die zo zeker is van het adoptiegeluk dat hij samen met zijn adoptiekinderen beleeft?
Wat maakt dat deze adoptieouders er niet voor kiezen gewoon te luisteren naar de beleving van een andere geadopteerde om het brede, gelaagde en complexe spectrum dat adoptie is weer wat vollediger en heler te bekijken.
Een maatschappelijk geslaagd leven opbouwen waar je tevreden mee bent, sluit op geen enkele manier uit dat je ook verlies en trauma van afstand en adoptie met je mee kan dragen, met alle mogelijke gevolgen en lasten van dien.
Door te claimen dat je adoptiekind gelukkig is, in combinatie met verwrongen loyaliteit en verlatingsangst, laat je in mijn ogen weinig ruimte voor de geadopteerde om in verbinding te staan met zijn eigen gevoelens en verlangens en zichzelf te leren kennen zoals hij werkelijk is.

Een aantal elementen maakt in mijn ogen deel uit van de afweging of het concept van interlandelijke adoptie moet worden herzien, gepauzeerd, dan wel stopgezet.

Als eerste element kan je volgens mij niet rond de psychologische en neurologische impact van afgestaan worden en de versterking hiervan door adoptie. Hier schreef ik al over in mijn 2e post.
Uiteraard spelen in biologisch verwante gezinnen niet zelden even goed problemen. Dit leidt echter naar een andere inhoudelijke discussie en is geen valabel argument om te gebruiken in het actuele adoptiedebat.

Een volgend element is adoptie als vorm van neokolonialisme.
Diepgewortelde, koloniale, overtuigingen bepalen mee het al jarenlang heersende beeld over adoptie. Dat rijke, witte mensen een ‘arm kindje’ kopen, wordt amper in vraag gesteld. Er wordt als vanzelf vanuit gegaan dat het ‘arm kindje’ hier per definitie beter af is en ‘geholpen’ is omdat het hier mag opgroeien. Voelt u ook die oneindige dankbaarheid opborrelen? Mensen met geld denken het leven van anderen onherroepelijk te mogen bepalen en veranderen, waarbij de gevoelens van ‘de ander’ blijkbaar van minder belang zijn dan de eigen wensen en verlangens.
Het is absoluut zo dat er nog heel wat ruimte voor progressie is in heel veel landen wat betreft hulpverlening, jeugdhulpverlening en jeugdbescherming. Hebt u bijvoorbeeld al ooit (jeugd)hulpverlening van enige soort nodig gehad in Vlaanderen? Dan stootte u ongetwijfeld op ellenlange wachtlijsten en moeilijk te vinden gepaste hulp. U zal het dan met mij eens zijn dat Vlaanderen geen lessen te geven heeft aan welk land dan ook wat betreft de organisatie van hun hulpverleningslandschap. Ook in Vlaanderen worden kinderen in instellingen geplaatst omdat hun ouders ‘er niet voor kunnen zorgen’. Deze kinderen worden alleen niet gekocht door rijke mensen uit een ander continent die vanuit een misplaatst superioriteitsgevoel denken dat zij er beter voor kunnen zorgen.

Tenslotte is er adoptie als systeem waarbinnen misbruik en bedrog decennialang vlotjes hun weg hebben gevonden.
Geen enkele (kandidaat) adoptieouder vraagt, mag ik hopen, om een ontvoerd of frauduleus adoptabel gemaakt kind. Echter, door de vraag te stellen, draag je als adoptieouder bij tot het hele (potentieel frauduleuze) systeem, je maakt er zelfs een essentieel deel van uit.
Als je weet hebt van de mogelijke risico’s en mistoestanden (ontvoering, vervalsing van documenten, leugens tegenover ouders,…), wil je dan dit risico lopen?
Mensen die claimen dat sommige moeders ervoor kiezen hun kind vrijwillig af te staan, nodig ik uit om stil te staan bij de invulling van vrijwillig en kiezen. Door druk (dwang zo je wil) van financiële, sociale, psychologische en maatschappelijke invloeden lijkt het me bezwaarlijk spreken over vrijwillig kiezen.
Als je met de kennis van nu (en sinds wanneer hebben we eigenlijk al weet van deze situaties?!) kiest om te adopteren, dan kies je er op een bepaald moment voor om de risico’s en realiteiten te negeren en je persoonlijke, individuele belang bovenaan te stellen. Impliciet zeg je dan toch: ik wil een kind en het maakt me niet uit dat de kans bestaat dat een andere moeder daarvoor op gruwelijke wijze haar kind moet verliezen of dat ik ooit aan mijn kind zal moeten vertellen dat hij nooit zal weten wie hij is. Dat (kandidaat) adoptieouders hier niet van op de hoogte konden zijn, gold misschien decennia geleden, maar het Haags adoptieverdrag dateert uit de vroege jaren ‘90 en werd in het leven geroepen om bescherming te bieden tegen, de toen al gekende, illegale, onrechtmatige, voorbarige en slecht voorbereide adopties.
Als je op de hoogte bent van de mistoestanden, maar voor je eigen gemoedsrust kiest voor bewuste onwetendheid en ervanuit gaat dat dit bij ‘jouw’ kind niet het geval was/zal zijn, ben je dan alleen naïef of ook medeverantwoordelijk?

Repeat, pause, stop?
Adoptie is gebaseerd op het zoeken van een kind voor een (kinderloos) koppel, in plaats van andersom. Veel geadopteerden zouden nooit opgegroeid zijn in hun adoptiegezin als deze ‘zelf’ kinderen hadden kunnen krijgen.
Hoe pijnlijk ongewenste kinderloosheid ook is, het recht op kinderen is onbestaande. Je kan je ook afvragen hoe goed mensen met een ongewenst, onvervulde kinderwens de noden van getraumatiseerde kinderen kunnen aanvoelen en vervullen. Vooral als er (te) weinig tijd genomen werd om bijvoorbeeld in intensieve therapie te doorvoelen wat dit betekent op individueel en relationeel vlak.
Adoptie maakt deel uit van een economisch winstmodel waarmee veel geld verdiend wordt over de rug van schrijnend menselijk leed van gezinnen van herkomst en geadopteerden.
Het geld dat omgaat in het adoptiesysteem zou bijvoorbeeld ook ingezet kunnen worden om ouders in landen van herkomst te begeleiden en ondersteunen, evenals om alternatieven voor adoptie te organiseren in de landen van herkomst.

Alles in beschouwing genomen, pleit ik voor het stopzetten van interlandelijke adoptie.
Wanneer je als samenleving blijft kiezen voor het systeem van interlandelijke adoptie zeg je eigenlijk: we zijn bereid om de gigantische risico’s te nemen en de menselijke tol beschouwen we als collateral damage.
Zolang de vraag gesteld kan worden, zal er naar aanbod gezocht worden.
Het argument dat adoptie niet verboden mag worden omdat mensen dan illegale manieren zullen zoeken om adoptie verder te zetten, houdt in mijn ogen geen steek. De vrees dat een verbod met de voeten getreden wordt, heeft het instellen van andere verboden nooit tegengehouden. Adopties gebeuren bovendien al illegaal.
Door ergens paal en perk aan te stellen, geef je als samenleving het signaal dat dit ingaat tegen waar je als maatschappij voor staat en voor kiest, dat je wil zoeken naar alternatieven en oplossingen voor problemen die zich onvermijdelijk zullen stellen.
De tijd is gekomen om dit te doen voor interlandelijke adoptie.

4. Naar oprecht contact

Ik heb een hele weg afgelegd naar verbonden zijn met mijn eigen gevoel, meer bewustzijn over mezelf, wie ik ben en waar ik vandaan kom. Belangrijke elementen die dit proces mee hebben vormgegeven zijn het overlijden van mijn adoptiemoeder, de hechting met Ilja, de positieve DNA test en een goede, (tot op bepaalde hoogte) adoptiesensitieve therapeut.

Na een aantal miskramen leefde ik tijdens de zwangerschap van Ilja constant in angst om hem te verliezen. Toeval of niet, maar Ilja was een legendarische huilbaby die de eerste jaren van zijn leven verschrikkelijk slecht sliep en zich daarna ontwikkelde tot een peuter en kleuter die veel huilde en zeurde, veel negatieve aandacht vroeg, heel bepalend kon zijn en onvoorspelbare, extreme woedebuien had, … Johan, Nia en ik liepen op de tippen van onze tenen en functioneerden maandenlang alleen maar om hem niet boos te maken of niet te laten huilen. Na verloop van tijd namen negatieve gevoelens de overhand, ik kon geen geduld voor hem opbrengen en probeerde hem eigenlijk zoveel mogelijk te ontwijken. Ik besefte vrij snel dat ik als ouder verantwoordelijk was om hier verandering in te brengen door hem liefdevol en geduldig gevend te benaderen. De positieve kentering die ik probeerde in te zetten, evolueerde te traag en ik was zelf niet bij machte dit oprecht en consequent verder te zetten. Ik zocht hierbij professionele ondersteuning in de vorm van therapie. Tot op de dag van vandaag is dit iets waar ik bewust mee bezig moet blijven. Ik besef nu des te meer dat Ilja een gigantische spiegel vormde/vormt waardoor ik naar mijn eigen achtergrond moest kijken, dat onder andere mijn eigen hechtingspatroon en onvervulde behoeftes meespeelden in hoe hij mij raakte en waar ik op blokkeerde. Het lag dus niet aan hem.

Begin 2019 overleed mijn adoptiemoeder waarna ik initieel voor 4 maanden (maar uiteindelijk voor 1,5 jaar) stopte met werken. Ik wilde een aantal zaken in de ogen kijken en aanpakken tijdens deze periode. Ik startte in september 2019 met gesprekstherapie. Mijn startvraag in therapie ging over herstel van onze gezinsdynamiek en het bevorderen van de hechting tussen Ilja en mij. Hoewel het (erg genoeg) niet vanzelfsprekend is dat therapeuten de impact van afgestaan zijn en geadopteerd worden, erkennen en inbrengen, bleef de mijne het belang ervan benadrukken. Het heeft haar redelijk wat moeite gekost om voor dit idee ingang te vinden bij mij aangezien ik heel mijn leven had gedaan alsof dit geen belang had. Als mensen mij vragen stelden die het tegengestelde suggereerden, wekte dit mijn irritatie en boosheid zelfs op. 10 jaar geleden ging ik al eens een 1e keer in therapie. Ik herinner me nog dat ik toen na de 1e sessie tegen mijn vriendinnen vertelde dat het een goede therapeut was omdat hij tenminste niets had gezegd of gevraagd over mijn adoptie…
Dat mijn adoptiemoeder overleden was, maakte ruimte vrij en bood de mogelijkheid om, bevrijd van misplaatste en verwrongen loyaliteitsgevoelens, te mogen, kunnen en durven voelen wat afstand en adoptie werkelijk met mij deden. Dat voelen zat zo vast, was zo ondergesneeuwd en onderdrukt… Toen het uiteindelijk los kwam, heeft het mij overspoeld zoals ik in mijn 1e post beschreef. De laatste grote zet in heel mijn proces werd gegeven door de positieve DNA test van afgelopen zomer. De bevestiging van onze verwantschap heeft mijn laatste verdedigingsmuur doen instorten en sindsdien is er het groeiende verlangen om mijn familie te ontmoeten. Hoe ontzettend pijnlijk, ook in de fysieke betekenis van het woord, dit proces tot nu toe al is geweest, ik ben heel dankbaar voor het feit dat ik ‘out of the fog’ ben gehaald, in staat ben te voelen wat ik voel en een bewustere versie van mezelf kan zijn die zowel krachtig als kwetsbaar is.

Tot grote blijdschap van mijn familie hebben we het afgelopen jaar steeds meer contact gemaakt, begon ik Koreaans te studeren en concretiseerde ik mijn plannen om hen te ontmoeten. Ook de kinderen hebben we zo open mogelijk kennis laten maken met hen. Tenslotte maakt mijn verhaal ook deel uit van hun verhaal. De kinderen zijn er echt op gebrand hun halmoni en halboji te ontmoeten, en als ik zie hoe mijn ouders naar Nia en Ilja kijken en contact proberen te maken, vervult me dat met een warmte die ik niet kan beschrijven.
Hoewel we elkaars taal niet spreken en onze communicatie verloopt via vertaalapps, verbaast het me keer op keer hoe veelbetekenend de conversaties met mijn familie kunnen zijn.
Ik ervaar hen als communicatief, open, rechtuit over/tegen elkaar en mij, met een gezonde portie inlevingsvermogen en zelfreflectie. Er is nog niet echt iets geweest wat ik hen niet durfde zeggen of vragen. Er zijn het afgelopen jaar zeker ook moeilijke en pijnlijke momenten geweest, dit kon tot nu toe echter altijd uitgesproken (of beter gezegd ‘uitgetypt’) worden.
Verder lijken ze nogal georganiseerd, to the point en nemen ze verantwoordelijkheid voor zaken uit het verleden.
Dit alles geeft me, zonder te naïef te willen zijn, vertrouwen voor onze hereniging.
Mijn slaapkamer werd intussen in gereedheid gebracht om mij te ontvangen…

3. De eerste keer contact!

Daar lag het dan, een hele map vol aan informatie over mij en mijn leven voordat ik naar België kwam. Hoewel ik zelf tot dan toe heel erg mijn best had gedaan om te doen alsof er geen periode voor België had bestaan, was dit natuurlijk wel het geval. 4 maanden kunnen niet zo lang lijken, maar iedereen met kinderen kan bevestigen dat er best wat gebeurt met en bij een baby tijdens de eerste 4 maanden van zijn leven.
Bijna 10 jaar later vind ik nog steeds geen woorden om mijn verbazing van toen uit te drukken. Al die tijd lag dit dus gewoon op zolder, netjes geordend en dus bewust bewaard. Waarom was dit nooit tegen ons gezegd?
Ik nam mijn dossier stiekem mee naar huis en las mijn verhaal misschien wel 20 keer. Toch vond ik het moeilijk om me emotioneel verbonden te voelen met dit verhaal, ik was zover vervreemd van mezelf dat het leek alsof het over iemand anders ging.

Ik zocht de vermelde adoptieorganisatie in Korea op en zag op hun site dat ze een hele serie postadoptiediensten aanbood, onder meer het zoeken naar familie in Korea.
Zolang ik me herinner zei ik tegen mezelf (en andere mensen) dat ik niet de minste behoefte had om naar Korea te gaan, laat staan mijn biologische ouders te zoeken. De enige wens die ik mezelf in stilte toeliet (en die sterker werd omdat ik zwanger was), was de hoop dat ik ooit kon laten weten aan mijn moeder dat het goed ging met mij, dat het offer dat ze gebracht had niet voor niks was geweest en dat ik haar dankbaar was voor het leven dat ze me had gegeven.

Ik besloot een mailtje te sturen naar de Koreaanse organisatie om te informeren naar de mogelijkheden.
Ik heb mijn adoptiemoeder nooit iets verteld over deze zoektocht of de resultaten ervan. Ik beschouwde het als mijn recht om te zoeken en wilde dat het over mij kon gaan en over mij alleen, dit zou nooit mogelijk geweest zijn als zij op de hoogte was geweest van mijn zoeken.

De gegevens die de organisatie had, bleken niet te kloppen maar er was ook een zus aanwezig geweest toen mijn moeder mij afstond. Deze zus kon wel gecontacteerd worden en slechts enkele maanden na mijn initiële vraag werd mijn moeder gevonden. Met haar vond ik in 1 klap mijn volledige gezin van herkomst, naast mijn ouders ook 2 zussen en een broer. Mijn vader en broer waren niet op de hoogte van mijn bestaan maar mijn moeder twijfelde niet om hen in te lichten. Ze waren stuk voor stuk heel dankbaar en enthousiast over onze kennismaking.

Ik wil benadrukken dat mijn zoektocht totaal niet representatief is voor de zoektocht van de meeste geadopteerden. Volgens een boek dat ik las zochten 80 000 geadopteerde Koreanen tussen 1995 en 2005 naar hun Koreaanse familie. Minder dan 3% kon herenigd worden met hen.
Zoektochten worden onder andere bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt door gebrek aan informatie, foutieve informatie, gebrek aan medewerking van de betrokken diensten en bewuste tegenwerking van de betrokken diensten. Het belang van het kind stond duidelijk nooit voorop als het gaat over het ter beschikking stellen van correcte en toegankelijke informatie. Veel adoptiedossiers in landen van herkomst blijken als bij wonder door natuur- en andere rampen te zijn vernietigd of verdwenen.
Dat de informatie in een adoptiedossier incorrect is, lijkt haast standaard. Er worden juridische, ethische en morele grenzen overschreden om een kind adoptabel te maken en de wensen van adoptieouders te kunnen vervullen. Ik weet oprecht niet of ik iemand ken (die zocht en vond) wiens adoptiedossier correct en volledig blijkt te zijn.
Zo werd/wordt er bijvoorbeeld gelogen over leeftijd, al dan niet wees zijn, reden van afstand doen, kinderen werden verwisseld en kinderen werden plots broer/zus gemaakt om mee geadopteerd te kunnen worden. Er zijn gevallen bekend waarbij kinderen ontvoerd worden of waarbij tegen ouders verteld wordt dat hun baby overleden is zodat deze baby gebruikt kan worden om een kinderwens in een vragend land te vervullen.

Onwezenlijk voelde ik me na het lezen van het mailtje van de adoptieorganisatie dat ze mijn moeder hadden gevonden, blij, opgewonden, maar het raakte ook voor het eerst aan iets onnoemelijk pijnlijk dat altijd diep in mij verborgen was gebleven.
De eerste illusie die, ook bij mij, doorprikt werd, was die van het adoptieverhaal uit mijn dossier. Dit bleek niet te kloppen, het ware verhaal dompelde mij in diep verdriet.
Mijn ouders hadden een slecht huwelijk, mijn vader had een alcoholverslaving en was agressief. Toen mijn moeder zwanger was van mij was mijn vader niet meer in het gezin aanwezig. Als alleenstaande moeder van 3 kon ze weinig beginnen tegen de heersende sociale, maatschappelijke en financiële realiteit waarbinnen ze leefde. Zoals bij veel (alle?) geboortemoeders kan je in die situatie bezwaarlijk spreken over een ‘vrije, bewuste keuze’ om af te staan. Mijn moeder probeerde ons alle drie af te staan, maar mijn zussen waren reeds wettelijk erkende kinderen van mijn beide ouders en konden dus niet afgestaan worden. Ikzelf werd afgestaan bij de geboorte.
Mijn vader kwam na een tijdje terug naar zijn gezin en mijn moeder ging naar het weeshuis om mij te halen, maar er werd haar verteld dat ik al weg was. Hierna kregen mijn ouders nog mijn broer. Heel mijn gezin heeft dus altijd gewoon samengeleefd, ik was de enige die was moeten vertrekken. Voor de 1e keer in mijn leven voelde ik me ontzettend scherp en bewust afgewezen.

De eerste maanden na het eerste contact (vele mails en een keer videobellen) overheerste de blijdschap bij mij, al kon ik er weinig mee omdat ik heel vast zat in de loyaliteit naar mijn adoptiemoeder. Maar zeker na de bevalling van Nia domineerden gekwetstheid, boosheid, teleurstelling en onbegrip. Ik kon en wilde niet begrijpen dat iemand ooit zijn kind zou afstaan.
De hoop en verwachtingen die mijn familie koesterde, stootten me af. De jaren nadien heb ik hen vaak genegeerd, er konden maanden en zelfs jaren voorbijgaan voordat ik reageerde op hun mails. Ze zijn echter altijd blijven uitreiken naar mij, ook zonder druk en verwachtingen.
Dit kan logisch lijken maar is helemaal niet zo evident. Als mijn familie op haar beurt vanuit gekwetstheid had gereageerd op mijn afwijzing, dan denk ik dat de mogelijkheden voor een hoopvolle hereniging daar en toen afgestopt waren. Mijn moeder heeft zich toen niet laten leiden door haar eigen gevoeligheden en trauma, ze heeft haar mature moederstuk laten spreken. Dit geeft mij vandaag de kans om haar als dochter diepe erkenning te kunnen geven voor het offer waartoe het leven haar meer dan 36 jaar geleden heeft gedwongen.

Wat heeft gemaakt dat ik me toch wilde en kon verbinden met hen, er zelfs hevig naar verlangde, en wat mij hierbij geholpen heeft, schrijf ik graag een volgende keer.

2. Er was eens…

Toen ik 4 maanden was, werd ik geadopteerd door mijn adoptieouders.
Na 10 lange jaren proberen, 1 zwangerschap en 1 miskraam, werd de baarmoeder van mijn adoptiemoeder verwijderd en daarmee ook de hoop ooit ‘zelf’ een kind te kunnen krijgen. Adoptie kon de droom om kinderen te krijgen alsnog (gedeeltelijk) waar maken. Toch heb ik dit schaduwverdriet altijd gevoeld en mijn adoptiemoeder is ook heel haar leven blijven zeggen dat het haar speet dat ze nooit kinderen heeft kunnen krijgen… Een jaar na mij kwam mijn zus nog in ons gezin, een 3e kind werd nog gevraagd en volgens mijn adoptieouders betaald, maar tot grote frustratie van mijn adoptiemoeder nooit toegekend.
Ik vraag me af of mensen die worstelen met een ongewenst, onvervulde kinderwens voldoende in staat zijn de noden van getraumatiseerde kinderen aan te voelen en in te vullen. Een onvervulde kinderwens is zeer ingrijpend. Als dit (te) weinig doorvoeld wordt, bijvoorbeeld in intensieve therapie, en er nauwelijks wordt stil gestaan bij de impact hiervan op individueel en relationeel vlak blijft de rouw om de onvervulde kinderwens meegedragen en aanwezig. Verdriet, verwachtingen en verlangens rond het onbestaande ‘eigen kind’ worden doorgegeven binnen een dynamiek die al zeer complex is.

Mijn adoptiemoeder had verschillende psychiatrische problematieken. Mijn adoptievader was hier niet tegen opgewassen, hij vond een uitweg in alcohol en vervulde zijn rol als ouder niet. Hij overleed in 2004, op dat moment voelde ik daar weinig bij. Later heeft dit me nog wel ingehaald.
Als kinderen werden wij zwaar belast door de onvoorspelbaarheid en onveiligheid in onze gezinssituatie, evenals door alle andere problemen die hieruit voort vloeiden. Materieel hadden we alles in overvloed. Emotioneel, relationeel en affectief heerste er armoede in ons gezin.

Toen ik zwanger was van Nia, in 2012, durfde ik het aan om mijn adoptiemoeder te vragen naar informatie over mijn adoptie. Erfelijkheid leek me een veilige en aanvaardbare insteek nu ik zwanger was. Mijn adoptieouders hadden ons altijd verteld dat ze geen informatie hadden over onze levens voordat we geadopteerd werden.
Adoptie zelf was altijd een groot taboe in ons gezin. Vragen hierover werden in de kiem gesmoord met dooddoeners als: ‘Je bent toch gelukkig hier.’ Of nog erger: ‘Jullie hebben toch eigenlijk geen vragen rond adoptie, jullie hebben toch nergens last van?’
Deze claim, in combinatie met verwrongen loyaliteitsgevoelens, liet weinig of geen ruimte om in verbinding te staan met mijn eigen gevoelens en verlangens, om mezelf te leren kennen zoals ik werkelijk was. Hoewel ik soms wilde gillen dat ik natuurlijk wel vragen had over waar ik vandaan kwam en dat ik stikjaloers was op geadopteerden die dit durfden, konden en mochten zeggen, gilde ik nooit, fluisterde ik zelfs nooit. Na verloop van tijd was ik zo goed als volledig vervreemd van dat deel van mezelf.
Het feit dat wij geadopteerd waren, werd zoveel mogelijk genegeerd. Wij dienden om de kinderwens van mijn adoptieouders in te vullen. Om dit te laten slagen, was er grote nood aan het bezitselement, verbonden met adoptie. Wij werden ‘hun’ kinderen en zij waren onze enige ouders. Ons leven was volgens mijn adoptieouders duidelijk pas begonnen nadat we in België waren aangekomen. Dat wij in ons jonge leven al waren afgestaan, in een ziekenhuis hadden gelegen, in een weeshuis hadden verbleven en bij een pleeggezin hadden gewoond, werd als onbelangrijk en zelfs als onbestaand beschouwd.

Nochtans zijn de gevolgen van afstand en adoptie onmiskenbaar.
Biologische studies bevestigen de fysieke en neurologische veranderingen in een kind als gevolg van het oertrauma, de scheiding tussen moeder en kind. Zelfs de meest responsieve en evenwichtige adoptieouders zullen dit trauma niet ongedaan kunnen maken of kunnen helen.
Een geadopteerde heeft naast zijn ouders en familie ook alle culturele en genetische spiegels verloren. Adoptieouders kunnen proberen de best mogelijke adoptieouders te zijn, maar zij zullen nooit de (enige) ouders zijn. Dit neemt niet weg dat er een liefdevolle, warme en oprechte relatie kan zijn.
Wanneer je de positie en de betekenis van de ouders echter probeert te relativeren of zelfs te ontkennen, dan ontken je tegelijkertijd een deel van je kind, dan zeg je over je adoptiekind dat een deel van hem niet bestaat en er niet mag zijn. De (verdoken) ‘strijd’ die adoptieouders soms lijken te voeren om de loyaliteit van ‘hun’ kind beschadigt het kind en is eigenlijk een non-issue. Tenzij je adoptiekind effectief geboren is uit de buik van het vliegtuig, heeft je kind (ook nog) een andere moeder.
Om je geadopteerd kind te leren leven met bovenstaand trauma en de gevolgen ervan, is het eigenlijk noodzakelijk om als ouder zelf zicht te hebben op eigen gevoeligheden qua verlies en afwijzing. Begeleiding om bewustzijn te creëren over de dynamieken die spelen bij de adoptieouders in interactie met hun adoptiekind lijken me preventief nuttig en nodig. Er hoeft en mag niet mee gewacht worden totdat er eventuele problemen opduiken.

Hoewel mijn moeder in 2012 opnieuw beweerde geen informatie te hebben over mijn adoptie en mijn leven voordien vond ik tot mijn grote verbazing op die gigantische en chaotische zolder van ons mijn adoptiedossier. Ik weet nog steeds niet wat me er toen toe aangezet heeft ‘iets’ te zoeken, ik denk dat ik mij niet wilde en kon neerleggen bij het feit dat ik nooit iets zou weten over dat deel van mezelf.

Het zou een misvatting zijn te denken dat mijn idee over adoptie alleen beïnvloed is door de manier waarop wij zijn opgegroeid. Mijn bedenkingen worden gedeeld door meerdere mensen die geadopteerd zijn (en een warme band hebben met hun adoptieouders).
Een maatschappelijk geslaagd leven opbouwen en een warme band met je adoptieouders koesteren, sluiten op geen enkele manier uit dat je ook verlies en trauma van afstand en adoptie in je meedraagt met alle gevolgen en lasten van dien.

Over de zoektocht die volgde na het vinden van mijn adoptiedossier schrijf ik volgende keer verder.

1. Dezelfde reis, omgekeerde richting

7 maart, 2 dagen geleden werd het reisverbod op niet-essentiële reizen verlengd tot 19 april.
Kutcorona.
Al sinds afgelopen zomer zit ik op hete kolen om naar Korea af te reizen en mijn familie voor de 1e keer te ontmoeten. Dat ik dit telkens moest uitstellen en dat ik niet wist wanneer ik dan wel kon gaan, heeft mij gekraakt. Na 36 jaar zijn alle opgekropte gevoelens en verlangens hierrond er het afgelopen half jaar uitgegulpt met bijna ondraaglijke pijn, verdriet en rouw als gevolg. Een aantal onder jullie weet dat ik een paar maanden verschrompeld ben tot een onherkenbaar hoopje ellende, heel eng en heel oncontroleerbaar (zou het zo ongeveer voelen als je als baby gescheiden wordt van je moeder?). Het enige wat mij tijdens die periode een beetje kon troosten en zelfs activeren was het idee om naar Korea te kunnen gaan. Johan, de schat, heeft dan in december voorgesteld om dit ook maar gewoon te doen, ondanks de 2 weken quarantaine die ik daar eerst moet uitzitten, aangezien ik mij zo slecht voelde.

In verband met werk kan ik alleen nog in de paasvakantie gaan, anders moet ik wachten tot de zomer. Voor de mensen aan wie ik me de afgelopen maanden op mijn (sl)echtst kon tonen, is het wel duidelijk dat nog langer wachten geen gezonde optie zou zijn voor mij. Bovendien leeft in mij de grote angst dat er iets zou gebeuren met mijn ouders voordat ik hen kan zien en waardoor ik hen nooit meer zou kunnen ontmoeten.

Ik heb dus mijn ticket naar Seoul geboekt, maar het valt nog af te wachten of ik kan vertrekken. Door de spanning over of dit gaat lukken en of ik wel negatief ga testen voor vertrek zijn de zenuwen over de ontmoeting zelf (en het feit dat ik ineens 14 dagen opgesloten zal zitten bij mijn ouders in quarantaine) nog wat op de achtergrond. Ik merk wel dat ik de laatste dagen weer heel emotioneel ben, slecht kan slapen en de pijn van de afstand weer heel scherp voel.

Maar ik ga dus! Of tenminste, de intentie om het te laten gebeuren, is er in elk geval.
Los van de logistieke obstakels die nog op mijn pad liggen, zijn er heel wat andere zaken die een hereniging bemoeilijken.
Er zijn geadopteerden wiens familie hen niet wil ontmoeten of enkel in het geheim, bijvoorbeeld als het nieuwe gezin of de nieuwe partner niet op de hoogte is van het feit dat een vrouw al een kind had. Een dergelijke 2e afwijzing is zo mogelijk nog pijnlijker dan de 1e keer.
Mensen kunnen elkaar ook na de langverwachte hereniging weer verliezen door verlangens die niet ingelost worden. Als ouder is het meestal heel moeilijk te merken en te aanvaarden dat je kind niet langer een baby is maar een volwassene waar je mogelijks niet eens mee kan praten door een taalbarrière, bovendien zal deze volwassene niet beantwoorden aan het ideaalbeeld dat je voor ogen had. Voor geadopteerden is het vaak hard om te merken dat de mama uit hun fantasie waar ze misschien heel hun leven alle dromen en wensen op geprojecteerd hebben niet bestaat. Voor beiden is het een heel pijnlijke zaak om te beseffen dat ze de verloren tijd niet kunnen inhalen en voor altijd kwijt zijn.
Zowel bij de geadopteerde als bij het gezin van herkomst spelen gevoeligheden, kwetsuren en trauma’s over de afstand die er geweest is. Als hier (te) weinig inzicht in is of als verwachtingen en tempo niet op elkaar afgestemd kunnen worden, bestaat het risico dat iedereen vanuit zijn gevoeligheden blijft reageren. Boosheid, gekwetstheid en teleurstelling halen dan de bovenhand. Ondanks een levenslang verlangen naar elkaar is de kans dan reëel dat je niet kan verbinden en elkaar verliest.

Laat ik het zo stellen, zonder corona had ik mijn eerste keer Korea en de eerste ontmoeting met mijn familie nooooooit op deze manier vorm gegeven. En als iemand mij zou vertellen dat hij het op deze manier zou aanpakken, dan verklaarde ik hem voor gek (ik lees soms in de ogen van mensen dat ze dit ook wel doen met mij, en ik kan ze geen ongelijk geven). Alle risico’s en valkuilen worden uiteraard gigantisch uitvergroot als je gelijk 2 weken opgesloten zit met elkaar.
Ik ga dus (hopelijk), misschien naïef, maar met vertrouwen.

Dank je om mij te volgen bij het avontuur van mijn leven!